Voedsel Dieren.
Kweken.
Het kweken van voedsel dieren.
Daar het houden van een baardagame een redelijk kostbare hobby kan zijn vanwege het verse/levende voer dat de beestjes nodig hebben heb ik besloten een kweek op te zetten van (voorlopig) een tweetal dieren.
De eerste kweek is van de:
Pachnoda marginata, ook wel dola of kongo-rozenkever is een uit Midden-Afrika afkomstige kever behorend tot de familie bladsprietkevers, onderfamilie rozenkevers (Cetoninae). Ze worden wel gekweekt voor hun larven die voor sommige terrariumdieren een geliefd voedsel zijn. De larven zijn ca 50-60 mm, de kevers ca 25-32 mm lang. Onder keverkwekers geldt de dola als een van de eenvoudigst te houden soorten voor beginners. Vanwege deze gemakkelijke kweek worden ze ook veelvuldig als onderzoeksobject gebruikt bij wetenschappelijk insectenonderzoek.
Levenscyclus De eieren worden gelegd in een dikke laag rottend bladloof, waarna er drie larvestadia volgen die zich voeden met vergaand blad maar die ook rottend fruit niet versmaden. De larven worden uiteindelijk zo lang en dik als een pink. Het laatste larvestadium (L3) maakt dan een eivormige cocon van aarde en uitwerpselen van ca 3,5 cm lang en verpopt zich daarin, 10-20 cm onder de grond. Na enkele weken, afhankelijk van de temperatuur (optimaal tussen 25 en 30 graden celsius), komt de volwassen kever tevoorschijn. Mannetjes hebben een groefje in de lengte van de onderzijde van hun achterlijf, vrouwtjes niet. De aedagus is groot en krom om deze om de bolling van het achterlijf heen bij het vrouwtje in te kunnen brengen, maar buiten de paring niet zichtbaar.
Gedrag De kevers zijn schuw en verspreiden bij beetpakken een doordringende, onaangename lucht door een vloeistof die ze uit de anus afscheiden. Ze eten rijp en rottend fruit en kunnen in gevangenschap uitstekend gevoerd worden met banaan. Ze zijn fraai getekend met bruine en groen/zwarte vlekken op een gele achtergrond. Volwassen kevers kunnen goed vliegen, waarbij zoals bij alle rozenkevers de rugschilden niet worden gespreid maar de vliegvleugels zijdelings onder de schilden uitkomen. Bij verstoring graven ze zich snel in de grond. Bij het paren klimt het mannetje bij het vrouwtje op de rug en tracht haar in de stemming te brengen door met de beide voorpoten snelle borstelende bewegingen over haar halsschild te maken.
De tweede kweek is van de Blaptica dubia of wel de kakkerlak.
Heb even getwijfeld tussen de kakkerlak en de krekel.
Krekels kunnen plaag vormend zijn en ontsnappen redelijk snel.
Dus het is de kakkerlak geworden.
Wetenschappelijke naam: Blaptica Dubia
Nederlandse naam: Argentijnse kakkerlak
Herkomst: Argentinië
Grootte: 3 tot 45 mm
Levensverwachting: 1 tot 2 jaar
Aantal jongen per geboorte: 20 tot 40 stuks
Temperatuur: 22 tot 35 graden celcius.
Voordelen:
-Makkelijk te kweken
-Makkelijke eters (alles eters)
-Erg voedzaam (door het vele vlees en omdat het alleseters zijn)
-Maken geen geluid
-Stinken niet
-Hebt geen legbodem nodig
-Geen gedoe met vocht o.i.d
-Niet plaag vormend
-Kunnen niet ontsnappen
Nadelen:
-Kweken gaat in begin langzaam
-Meeste mensen vinden ze "vies" maar dit zijn ze absoluut niet.
Een kweek opzetten:
Neem een curver (50x30x40), heb het deksel open gesneden met hor gaas er onder voor een goede ventilatie.
In de curver heb ik een laag houtsnippers en lege eierdozen.
Verwarmen doe ik met een warmtekabel, het moet tussen de 25 en 30Gr zijn (onder de 20Gr gaan ze dood!).
Nu kunnen de Dubia's er in.
Kweken gaat heel gemakkelijk, je hoeft er niets voor te doen. Binnen 2 a 3 weken zul je de eerste jongen al door de bak zien kruipen (lijken beetje op een pissebed). Je kunt ze gewoon bij de volwassen dieren in laten zitten want ze eten het zelfde en de oudere dieren doen ze niks. De jongen zijn na ongeveer 4 maanden (afhankelijk van de temperatuur) klaar om weer te kweken.
Het voeren van Dubia's is heel gemakkelijk, ze eten namelijk alles.
Op dit moment krijgen ze een combinatie van groente en kattenbrokjes/steurvoer.
Als je eenmaal een goed lopende kweek hebt (ongeveer na 4 maanden) kun je er van gaan voeren.
Hier zijn de eerste jongen inmiddels geboren, de kweek loopt nu 3 weken.
De eerste kweek is van de:
Pachnoda marginata, ook wel dola of kongo-rozenkever is een uit Midden-Afrika afkomstige kever behorend tot de familie bladsprietkevers, onderfamilie rozenkevers (Cetoninae). Ze worden wel gekweekt voor hun larven die voor sommige terrariumdieren een geliefd voedsel zijn. De larven zijn ca 50-60 mm, de kevers ca 25-32 mm lang. Onder keverkwekers geldt de dola als een van de eenvoudigst te houden soorten voor beginners. Vanwege deze gemakkelijke kweek worden ze ook veelvuldig als onderzoeksobject gebruikt bij wetenschappelijk insectenonderzoek.
Levenscyclus De eieren worden gelegd in een dikke laag rottend bladloof, waarna er drie larvestadia volgen die zich voeden met vergaand blad maar die ook rottend fruit niet versmaden. De larven worden uiteindelijk zo lang en dik als een pink. Het laatste larvestadium (L3) maakt dan een eivormige cocon van aarde en uitwerpselen van ca 3,5 cm lang en verpopt zich daarin, 10-20 cm onder de grond. Na enkele weken, afhankelijk van de temperatuur (optimaal tussen 25 en 30 graden celsius), komt de volwassen kever tevoorschijn. Mannetjes hebben een groefje in de lengte van de onderzijde van hun achterlijf, vrouwtjes niet. De aedagus is groot en krom om deze om de bolling van het achterlijf heen bij het vrouwtje in te kunnen brengen, maar buiten de paring niet zichtbaar.
Gedrag De kevers zijn schuw en verspreiden bij beetpakken een doordringende, onaangename lucht door een vloeistof die ze uit de anus afscheiden. Ze eten rijp en rottend fruit en kunnen in gevangenschap uitstekend gevoerd worden met banaan. Ze zijn fraai getekend met bruine en groen/zwarte vlekken op een gele achtergrond. Volwassen kevers kunnen goed vliegen, waarbij zoals bij alle rozenkevers de rugschilden niet worden gespreid maar de vliegvleugels zijdelings onder de schilden uitkomen. Bij verstoring graven ze zich snel in de grond. Bij het paren klimt het mannetje bij het vrouwtje op de rug en tracht haar in de stemming te brengen door met de beide voorpoten snelle borstelende bewegingen over haar halsschild te maken.
De tweede kweek is van de Blaptica dubia of wel de kakkerlak.
Heb even getwijfeld tussen de kakkerlak en de krekel.
Krekels kunnen plaag vormend zijn en ontsnappen redelijk snel.
Dus het is de kakkerlak geworden.
Wetenschappelijke naam: Blaptica Dubia
Nederlandse naam: Argentijnse kakkerlak
Herkomst: Argentinië
Grootte: 3 tot 45 mm
Levensverwachting: 1 tot 2 jaar
Aantal jongen per geboorte: 20 tot 40 stuks
Temperatuur: 22 tot 35 graden celcius.
Voordelen:
-Makkelijk te kweken
-Makkelijke eters (alles eters)
-Erg voedzaam (door het vele vlees en omdat het alleseters zijn)
-Maken geen geluid
-Stinken niet
-Hebt geen legbodem nodig
-Geen gedoe met vocht o.i.d
-Niet plaag vormend
-Kunnen niet ontsnappen
Nadelen:
-Kweken gaat in begin langzaam
-Meeste mensen vinden ze "vies" maar dit zijn ze absoluut niet.
Een kweek opzetten:
Neem een curver (50x30x40), heb het deksel open gesneden met hor gaas er onder voor een goede ventilatie.
In de curver heb ik een laag houtsnippers en lege eierdozen.
Verwarmen doe ik met een warmtekabel, het moet tussen de 25 en 30Gr zijn (onder de 20Gr gaan ze dood!).
Nu kunnen de Dubia's er in.
Kweken gaat heel gemakkelijk, je hoeft er niets voor te doen. Binnen 2 a 3 weken zul je de eerste jongen al door de bak zien kruipen (lijken beetje op een pissebed). Je kunt ze gewoon bij de volwassen dieren in laten zitten want ze eten het zelfde en de oudere dieren doen ze niks. De jongen zijn na ongeveer 4 maanden (afhankelijk van de temperatuur) klaar om weer te kweken.
Het voeren van Dubia's is heel gemakkelijk, ze eten namelijk alles.
Op dit moment krijgen ze een combinatie van groente en kattenbrokjes/steurvoer.
Als je eenmaal een goed lopende kweek hebt (ongeveer na 4 maanden) kun je er van gaan voeren.
Hier zijn de eerste jongen inmiddels geboren, de kweek loopt nu 3 weken.